Dit verhaal is ontsnapt aan de tekentafel
Dit verhaal gaat over een familie die er eigenlijk niet had mogen zijn. Het was eigenlijk een heel gewoon gezin, met een vader en moeder en een stel kinderen die zochten naar een doodeenvoudig maar gelukkig leven.
Het gezin leefde in een plaats waar de donder regelmatig door de straten ging. Dit gebeurde elke week wel een keer. Iedereen in het gezin werd dan met vrees vervuld. Als de donder zich ‘s nachts liet horen, werden alle kinderen uit hun bed getrokken en zaten ze met elkaar te wachten tot dat de donder weer ging liggen. En de familie rustig verder kon slapen. Als de donder klonk dan sprak het ‘opperwezen’. Omdat dit zo geregeld voorkwam was er bij alle leden van de familie de overtuiging ontstaan dat zij er eigenlijk helemaal niet mochten zijn. Alsof ze ontsnapt waren aan de tekentafel van de grote ontwerper, toen deze werkte aan het grote project om de wereld te redden. Toen de ontwerper even niet oplettend uit het raam staarde waren deze figuren van de tekentafel weggelopen. Ze waren allebei een eigen kant uit gerend en na veel omwegen waren ze elkaar weer tegengekomen, ze herkenden elkaar direct van dat ene moment op de tekentafel van de grote ontwerper. Het was de herkenning van een zekere angst voor het leven. Ze waren er allebei niet zo goed in om zich groot te maken, op te staan en de wereld in te gaan om het leven te leiden dat ze wilden leiden. Daarom hielden ze zich klein, beducht op dat ene moment waarop vanuit het niets de donder zich liet horen. Ook al hadden ze dit al zo vaak gehoord, elke keer weer deed hen beven als rietjes.
Toen ze elkaar steeds vaker tegenkwamen besloten ze dat ze samen door het leven zouden gaan. Ze trouwden en vonden een huis waarin ze samen konden leven. En voor je het wist ontstond er in dat huis nog meer leven, zo waren er zomaar ineens zes kleine wezentjes uit hen ontstaan. Allemaal wezentjes die er niet hadden mogen zijn. Ontsnapt aan de tekentafel van de grote ontwerper.
Ze probeerden wat van het leven te maken. Simpel en huiselijk geluk. Boodschappen doen, goed eten maken en ze ontdekken hoe het leven aangenaam gemaakt kon worden. Stiekem deden ze dat, ook al wisten ze dat ze dit eigenlijk niet mochten, voor ze het wisten liet het opperwezen de donder weer horen. Dan wisten ze dat ze op hun lazer kregen voor de fijne dingen die ze zichzelf gegund hadden. Ze maakten zich klein en wachtten tot de donder over hen heen was getrokken.
Op een zeker moment, veel later, leek het haast of ze hieraan gewend waren geraakt. Alsof de donder hun niet meer zo hun greep had. Zouden ze dan nog een keer aan het opperwezen kunnen ontsnappen? Zou er ergens een paadje zijn waar hij hen niet zag? Ze waren immers al eens van zijn tekentafel afgesprongen. Dit gaf hun vertrouwen dit nog eens te proberen.
Zomaar op een dag in het dorp, een wandeling, het was een mooie dag, de zon scheen. De temperatuur was aangenaam, dit was een moment in het jaar waarop de zon de wereld nog niet verzengend heet maakte. Maar gewoon lekker warm, zonder jas naar buiten. Loerend op de kans om ergens een ijsje te eten. Het was op deze dag dat ze ontdekten dat het dorp waarin zij leefden niet op slot zat maar dat er treinstation was, waar twee keer per uur een trein stopte. Er was dus wel degelijk een kans om aan deze wereld te kunnen ontsnappen… Toen zij dit zagen waren ze maar snel doorgelopen. Niet wetend wat dit voor hen zou kunnen betekenen.
Het was een week of wat later waarop de aantrekkingskracht van het treinstation toch onweerstaanbaar werd.
Toen de kleintjes op bed lagen was ze er heen geglipt. Was op een bankje gaan zitten van ’t perron en had een hele tijd ademloos gekeken hoe er steeds opnieuw treinen langskwamen. Treinen die elke keer opnieuw mensen uitspuwden als ware het een onwelgevallige maaltijd die broeide in zijn maag.
Soms waren er ook mensen geweest die zelf in de trein stapten, deze mensen keken haar met een grote glimlach aan. Alsof ze wilden zeggen, wij wisten dit allang. Hoe kon het toch dat jij dit niet wist?
Het had haar overdonderd, na een uur of wat was ze maar opgestaan, was ze naar huis gegaan. Vlak voordat ze de deur opendeed leek het of de donder zich opnieuw liet horen. De schrik sloeg om haar het hart. Zou ze nu opnieuw op lazer krijgen? Ze hing snel haar jas op, vluchtte de keuken in waar ze ontdekte dar er alleen maar een pan van aanrecht was gevallen. Als ze die avond in bed ligt duizelt het nog allemaal in haar hoofd… Dat het leven zo’n wending zou nemen! Terwijl ze dacht te weten hoe de hazen lopen, lag het speelveld er nu opeens zó anders bij.
Als ze de indrukken van die dag heeft laten neerdwarrelen, neemt ze een besluit. Ze kijkt in haar agenda en zet een streep bij de dag waarop haar agenda openvalt. Als die dag gekomen is hikt ze tegen haar besluit aan, durft ze dit wel? Kan ze het wel? Ze ziet de dag aan zich voorbijtrekken, eerst was het ochtend, het werd middag en toen kwam de namiddag. Het leek alsof de dag zou verlopen als alle andere dagen. Het ritme van alle dag dringt zich aan haar op. Alles lijkt te gaan zoals het altijd gaat… Nog een paar uur over om haar besluit gestalte te geven, ze kijkt in haar agenda en ze ziet haar hand naar het rode potlood reiken. En dan slaat ze haar agenda met een klap dicht. Ze ziet zichzelf naar de gang lopen, hoe ze merkt dat ze haar jas aantrekt, hoe ze heel voorzichtig het slot van de deur met een klik hoort dichtgaan. Nog even aarzelt ze, neemt opnieuw een besluit, met ferme pas loopt ze door de straten. Ze ziet het station in de verte al liggen, het is rustig als ze het perron op loopt. Niemand die haar gelukkig nu ziet lopen. In verte ziet ze hoe de trein nadert, hoe die stopt en de deuren opengaan. Ze stapt in, de deuren sluiten achter haar, de trein fluit en zet zich in beweging. Daar zit ze, in de trein, zich totaal niet wetend waar deze haar naar toe brengt en welke ervaringen ze erdoor zal meemaken. Maar, ze is weg, nog nooit heeft haar leven zoveel beweging gekend…